Die vier basisactiviteiten

De grondvormen waarmee we werken in het jenaplanonderwijs, zijn gesprek, spel, werk en viering. Deze vier zijn allemaal belangrijk, maar dat wil niet zeggen dat ze ook even vaak voorkomen op een dag. Werk neemt veel meer tijd in beslag dan gesprek, spel en viering. Toch zorgen deze vormen ervoor dat de kinderen in balans zijn, dat er aandacht is voor hoofd, hart en handen.

Gesprek

  • Samen overleggen en beslissen
  • Het bespreken van ervaringen
  • Meningsvormen
  • Kennisverwerving
  • Verwerven van sociale- en communicatieve vaardigheden
  • Het ontwikkelen van een positief zelfbeeld
  • Kritisch zijn en genieten van de inbreng van anderen.

Spel

  • Spel is de oervorm van leren
  • Leren begint vaak met nadoen (simulatie) en groeit uit tot verkennen diepgang (exploratie)
  • Spel heeft relaties met alle kwaliteitscriteria en jenaplan kwaliteitskenmerken.
  • Met spel oefen je denken, weten, willen, voelen, kunnen en verbeelden.
  • Spel en onderzoek gaan vaak in elkaar over.
  • Spel vraagt letterlijk en figuurlijk ruimte.
  • De stamgroepleider speelt samen met de kinderen.

Werk

Het gaat om het leren werken onder eigen verantwoordelijkheid. Kunnen plannen, uitvoeren, evalueren, inoefenen, volharden en het ontwikkelen van kwaliteitsbesef. Dat kan bij de basisstof en bij wereldoriëntatie. Je helpt ze zelfredzaam te maken. Werk neemt een groot deel van de dag in beslag. Werk is taal en rekenen. Aan het werk van onze kinderen worden bepaalde eisen gesteld. Het werk van onze kinderen koppelen we zoveel mogelijk aan het stamgroep thema.

Zo wordt werken betekenisvol en interessant voor kinderen.

Om zelfverantwoordelijk te kunnen leren, moet je weten wat je moet leren. Je moet kunnen samenwerken, plannen met een eigen weekplan, kiezen, structureren, vastleggen en tijdsbesef ontwikkelen. Daarin worden de kinderen geholpen door de stamgroepleider.

Viering

Het gaat bij het vieren om het samen delen van authentieke ervaringen. Week- en jaarritme worden sterk bepaald door vieringen. Vieringen zijn vooral bedoeld om te laten zien wat we als stamgroep gedaan, geleerd, ontdekt hebben. Zo delen we onze kennis, vaardigheden en houding met de andere stamgroepen en ouders. Met vieringen werk je aan de school als leef- werkgemeenschap van kinderen, ouders en stamgroepleiders. Bij vieringen krijgen kinderen veel kansen om te leren presenteren. De viering laat zien waar een groep mee bezig is.

Blokperiode

De blokperiode is een werkmoment van de dag, waarin kinderen aan de slag gaan met verschillende activiteiten. Zo is er tijdens de blokperiode tijd voor instructie aan kleine groepjes kinderen en veel verwerkingstijd voor de kinderen. Kinderen werken tijdens de blokperiode aan hun eigen programma, met behulp van hun weekplan. Ze mogen veelal kiezen wat ze wanneer willen gaan doen.

Tijdens de blokperiode is er ruimte voor verschillende activiteiten en werkvormen. Er is een moment van ‘alleen werken’ en er is ook ruimte voor ‘samenwerken’. De blokperiode start met een overlegmoment: Weet iedereen wat hij/zij kan gaan doen? De blokperiode eindigt met een reflectiemoment: Heeft iedereen gedaan wat hij/zij van plan was? De stamgroepleider bewaakt het overzicht van het werk van de kinderen en heeft daarover gesprekken met de kinderen.